De wachttijden in de ggz blijven de afgelopen jaren stijgen. Mensen met complexe psychische klachten komen daardoor moeilijk aan hulp, terwijl zij het hardst zorg nodig hebben. Hoewel verschillende oorzaken een rol spelen, ligt de oplossing volgens deskundigen bij onszelf en de maatschappij.
Door Nicola Naudé en Els de Grefte
Marie (26) zoekt in 2018 passende psychische hulp: “Ik had echt hulp nodig en ik kreeg het niet.” Met haar diagnosen borderline persoonlijkheidsstoornis, posttraumatische stressstoornis en body dysmorphic disorder wordt ze doorverwezen naar de specialistische geestelijke gezondheidszorg (ggz). Het enige probleem: ze moet negen maanden wachten tot ze daar terecht kan. “Ik heb mezelf heel erg moeten leren redden in die periode.”
De wachttijden in de ggz in Nederland lopen al jaren op. In december 2021 wachtten 84.187 mensen op passende zorg. Van hen wachtten 39.704 mensen al zo lang op hulp, dat het buiten de afgesproken normen voor acceptabele wachttijden valt.
Brancheorganisaties, zorgverzekeraars en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben in 2000 concrete afspraken gemaakt over wat maximaal aanvaardbare wachttijden zijn. Volgens deze zogeheten Treeknormen is de maximale aanvaardbare wachttijd voor ggz-behandelingen veertien weken. De aanmeldwachttijd, de tijd tussen de aanmelding en het eerste gesprek, mag maximaal vier weken duren. De behandelwachttijd, de tijd voordat de daadwerkelijke behandeling van start gaat, mag maximaal tien weken duren. Afgelopen jaren zijn de wachttijden alleen maar gestegen. Dit jaar ging de gemiddelde wachttijd over de Treeknormen heen.

Versnipperd systeem
Op dit moment is de wachttijd van zelfstandig psycholoog Ina Bouwsema twaalf weken. Nog binnen de Treeknorm, maar ze heeft het nog nooit zo druk gehad. Een deel van het probleem ligt volgens haar bij de inrichting van de ggz. “Stel, je bent achttien en je hebt een eetstoornis en autisme. Dan weten ze niet waar je heen moet: jeugd of volwassenen, eetstoornis of autisme. Het is heel erg versnipperd.” Die versnippering is niet nodig, vindt Bouwsema. “Psychologen kunnen ook breder opgeleid worden.”
Als je nu psychische klachten ervaart, kan je een afspraak maken met je huisarts. Lichte psychische klachten worden door de huisarts zelf of door de praktijkondersteuner (POH-ggz) behandeld. Als dat onvoldoende is, word je doorverwezen naar de basis ggz of de gespecialiseerde ggz. Lichte tot matige psychische problemen worden verholpen in de basis ggz, voor ernstige en complexere psychische aandoeningen kun je terecht in de specialistische ggz. In Nederland hebben we specialismen voor alle diagnoses apart. Phillippe Delespaul, hoogleraar Innovatie in de Geestelijke Gezondheidszorg aan de Universiteit van Maastricht, zegt in een artikel van NOS dat hierdoor de mensen met de meest ernstige problematiek in de kou blijven staan, omdat die vaak meerdere problemen tegelijk hebben.
Schaars goed
Nadat Marie haar negen maanden wachttijd uitgezeten heeft, is ze nog niet verzekerd van een stabiele behandeling: “Tijdens de behandeling was het best wel een toestand met behandelingen die weer werden stopgezet. Vervolgens weer op een wachtlijst geplaatst worden en daarna weer op een nieuwe behandeling gezet worden. Dat had toen niet zo veel met mij te maken, maar met een behandelaar die dan bijvoorbeeld uitviel.”
Er is inderdaad een groot personeelstekort. “We kampen net als elders in de zorg met personeelstekorten, overbelasting van zorgverleners en een stijgend ziekteverzuim. De ggz is, net als andere zorg, met recht een schaars goed te noemen”, zegt een woordvoerder van de Nederlandse ggz.
In de coronacrisis is de vraag naar geestelijke gezondheidszorg alleen maar toegenomen. Volgens een woordvoerder van de Nederlandse ggz bleek de pandemie “een aanslag op de mentale gezondheid”. Dat terwijl er tijdens corona ook zorgverleners uitvallen. “En dan moeten de na-ijleffecten van de coronapandemie op de mentale gezondheid nog komen,” aldus de Nederlandse ggz.
Omgaan met tegenslag
Bouwsema ziet naast corona nog een andere reden voor de hogere vraag naar geestelijke gezondheidszorg. “Het kan ook zijn dat mensen te snel hulp vragen en te snel een psycholoog zoeken in onze maatschappij, waar alles kant en klaar is, waar alles goed is en opgelost moet worden.” Deze gedachte komt overeen met de situatie die psychiater Damiaan Denys schetst. Volgens hem komen de ‘zwaksten’ met ernstige psychische stoornissen nu op wachtlijsten terecht, omdat te veel mensen zich aanmelden waarbij het niet in alle gevallen noodzakelijk is. Er komen ook mensen in de praktijk van Bouwsema voor dingen als rouw en liefdesverdriet, zaken die volgens haar bij het leven horen. “Daarvoor hoef je niet meteen naar een psycholoog. Je kan ook met andere mensen erover praten, schrijven of wandelen. Dat helpt ook allemaal.”
Deze boodschap proberen psychiaters als Dirk de Wachter en Damiaan Denys al jaren over te brengen. Denys constateerde eerder in De Volkskrant dat wij in onze welvarende maatschappij zijn verleerd om “om te gaan met alle tegenslag, pijn en verdriet die het leven nu eenmaal biedt.” De oorzaak ziet hij in de medicalisering van mentale gezondheid: “De enige legitimatie voor het normale falen is nog het pathologiseren: ik heb geen verdriet, maar een depressie, mijn zoon is niet vervelend, hij heeft ADHD. Zo komen mensen massaal in dat hele ggz-systeem terecht.”
Denys pleit daarom voor een schoolvak over mentale gezondheid, waarbij leerlingen bijvoorbeeld het verschil tussen verdriet en een depressie leren. Ook de Nederlandse ggz ziet dat er veel te halen valt met preventie: “We blijven lokaal en nationaal roepen om politieke keuzes, bijvoorbeeld om meer investeringen in preventie, mentale gezondheid en gezondheidsvaardigheden om zo te voorkomen dat sociaal-maatschappelijke problematiek onnodig leidt tot gemedicaliseerde ggz.”
Hoewel de klachten van Marie zo complex waren dat ze wel psychische hulp nodig had, ziet ook zij het belang in van zelfredzaamheid: “Ergens is het misschien heel goed geweest dat ik een tijd op mezelf ben aangewezen, omdat ik daar wel heel zelfstandig van ben geworden.”