Van studentenkamer naar vluchtelingenkamp: ‘Soms denk ik, wie helpt nou eigenlijk wie?’

Terwijl in Nederland de kritiek op het vluchtelingenbeleid toeneemt, zijn er ook Nederlanders die vluchtelingen willen helpen. Zij vertrekken naar Lesbos om daar als vrijwilliger in het kamp te werken.  Hoe is het om in het centrum van de vluchtelingencrisis te staan?

Auteur: Esther Broenink

Het is 2019, de piek van de vluchtelingencrisis, als Annet Zevenbergen (27) voor het eerst op Lesbos arriveert. ’s Ochtends stond ze nog in haar studentenkamer in Amsterdam afscheid te nemen van haar huisgenoten. ’s Avonds staat ze midden in het overvolle vluchtelingenkamp Moria. Ze treft een zwangere vrouw aan die medische hulp nodig heeft. Er moet een ambulance komen. Zevenbergen kijkt de vrouw aan en schudt haar hoofd: ‘U bent nog geen 36 weken zwanger, dus we kunnen u niet helpen.’ Vanwege het gebrek aan voorzieningen is besloten dat zwangere vrouwen pas medische hulp kunnen krijgen als ze meer dan 36 weken zwanger zijn, tot die tijd kan Zevenbergen weinig voor haar doen.

Het was een simpele vraag die Zevenbergen in deze situatie heeft doen belanden: ‘Ga je mee naar Lesbos?’ Toen haar huisgenoot dit vroeg besloot ze ondanks praktische bezwaren het vliegtuig in te stappen en als vrijwilliger te gaan werken in kamp Moria. Die ervaring werd een keerpunt in haar leven: ‘Ik dacht als er een hel bestaat, dan denk ik dat dit het is’.

Sinds het begin van de vluchtelingencrisis in 2013 komen er ieder jaar duizenden vluchtelingen op Lesbos aan. Zij maken met de boot de overstap van Turkije naar Griekenland om hier asiel in Europa aan te vragen. In de piekjaren 2015-2016 werden er meer dan 20000 mensen in kamp Moria opgevangen. Veel meer dan de 3000 vluchtelingen waarvoor het kamp was gebouwd. Na een brand in Moria is er een nieuw kamp gebouwd. Daar verblijven op dit moment ongeveer 6000 mensen. 

Om deze toestroom van mensen aan te kunnen zijn er tientallen hulporganisaties actief op Lesbos.  Voor deze organisaties werken voornamelijk vrijwilligers. Sommigen komen enkele weken helpen in het kamp, anderen blijven er jaren. Deze vrijwilligers geven mensen kleding bij binnenkomst, delen eten uit, of zorgen voor psychologische begeleiding.

Er zijn ook Nederlanders werkzaam op Lesbos. Een beweging die je tegen de stroom in zou kunnen noemen. In Nederland klinkt er namelijk steeds meer kritiek op de komst van vluchtelingen. Zo is het kabinet gevallen op gezinshereniging en was de inperking van migratie één van de hoofdthema’s tijdens de verkiezingen. Maar hoe ga je tegen deze crisis aankijken als je zelf in een vluchtelingenkamp hebt gestaan?

Voorzieningen

Na haar bezoek aan Lesbos in 2019, is Zevenbergen afgelopen januari weer teruggegaan. De voorzieningen in het kamp zijn inmiddels een stuk beter. Er verblijven minder mensen, de tenten zijn van betere kwaliteit en er worden meer activiteiten georganiseerd waar mensen overdag heen kunnen. Toch ontbreekt het ook nu nog regelmatig aan goede voorzieningen zag Luuc Teuben op zijn eerste dag op Lesbos. Na drie jaar als COA-medewerker de vluchtelingencrisis in Nederland te hebben gezien, is hij na zijn pensionering voor een paar weken naar Lesbos gegaan om de eerste stap van de asielprocedure met eigen ogen te zien.

Teuben kwam terecht op de afdeling waar vluchtelingen het kamp binnenkomen. Lange rijen met mensen die net aangekomen waren stonden voor hem. Eén voor één gaf hij iedereen een setje kleren en wees hij ze naar hun tent. Nog geen vijf minuten nadat hij een man zijn tent had gewezen stond dezelfde man weer voor hem. De tent had de man wel gevonden en er stonden ook wel bedden in, maar een matras was in geen velden of wegen te bekennen. Teuben riep de coördinator van de afdeling erbij: ‘Waarom liggen er geen matrassen?’ vroeg hij verbaasd. Het antwoord was simpel: ‘Daar moeten de Grieken voor zorgen en die hebben drie dagen vrij.’ De man droop af, op zoek naar een stuk karton dat de lattenbodem de komende nachten kon verzachten.

Ondanks dat het kamp vol zit met heftige en verdrietige verhalen, is dat niet het gevoel dat bij de vrijwilligers overheerst. Vroeg of laat in het gesprek verschijnt er bij iedereen een lach op het gezicht wanneer ze praten over hun ervaringen in het kamp. ‘Het zijn kleine dingen waarbij je ineens een glimlach hebt,’ vertelt student Lidwien Dogger (23). Ze is nu ruim twee weken op Lesbos en deze week helpt ze bij de Engelse les. Hier knoopte ze een gesprek aan met een meisje. Het meisje kon nog geen Engels, maar wou het graag leren. ‘Ze was zo trots dat we een gesprekje konden hebben en dan ben ik ook trots op haar. Dat is erg leuk.’

De Engelse les is slechts één voorbeeld van de voorzieningen die er de afgelopen jaren op Lesbos zijn gekomen. Mensen verblijven hier enkele maanden tot ruim een jaar voordat ze verder Griekenland in mogen. Om deze tijd zo goed mogelijk door komen worden er activiteiten georganiseerd. Zo is er een ontmoetingscentrum waar mensen hun verhaal kunnen doen, koffie kunnen drinken of een spelletje kunnen spelen. Ook gaan er veel vluchtelingen naar Engelse of Duitse les.

Hier ziet vrijwilliger Marieke de Boer (24) mensen die zich zo goed mogelijk willen voorbereiden op hun toekomstige woonplek. ‘In Nederland hoor je veel negatieve verhalen over vluchtelingen, maar ik zie hier allemaal mensen die heel trouw naar taalles gaan. Die zijn hier al bezig om ervoor te zorgen dat ze later aan een baan kunnen komen. Mensen vragen aan mij of ik al weet waar ze in Nederland kunnen gaan werken. Ze zijn echt bereid om er volle bak voor te gaan.’

Herkenning

De Boer verblijft al meer dan een half jaar op Lesbos. Als medewerker van het social-care team bezoekt ze kwetsbare vluchtelingen en probeert hun hulpvraag te koppelen aan een organisatie die hen vervolgens verder helpt. Waar ze de eerste weken vooral overweldigd was door de heftige verhalen die ze te horen kreeg, vindt ze nu juist veel herkenning in de mensen die ze spreekt. ‘Soms is het grootste verschil je geboorteplek en vind je verder vooral veel herkenning. Zoals ruzies dat een meisje heeft met haar broertje, dan denk ik: been there done that. Mensen hebben vaak grote ideeën: Vluchtelingen zijn zielig, of vluchtelingen komen ons land in pikken. Maar ten diepste zijn het gewoon gelijken.’

Die realisatie heeft grenzen doen vervagen bij De Boer. Heen en weer schietend van haar ervaringen op Lesbos naar haar studentenleven in Groningen worstelt ze zich door het gesprek heen. ‘Als ik dan in de krant lees dat mensen zeggen: ze pikken onze huizen en onze banen in, dan denk ik: hoe bedoel je onze huizen, onze banen. Wij hebben zo’n idee van waar wij recht op hebben. Terwijl ik mensen zie die door stom toeval ergens zijn geboren en een reden hadden om daar weg te gaan. Dat hele gevoel van dit is van mij en niet van jou verwatert.’

Het valt even stil, weifelend kijkt De Boer voor haar uit. Een slok koffie en een diepe zucht koopt haar wat tijd om na te denken. Want, nee tuurlijk kan je niet de landsgrenzen opheffen, en ja tuurlijk moet opvang van vluchtelingen gereguleerd en gestructureerd gebeuren. Maar toch, simpelweg geluk te hebben om in Nederland geboren te zijn lijkt geen bevredigend antwoord op de vraag waarom zij aan deze kant van het hek staat.

Omgekeerde cultuurshock

Dat gevoel van privilege is ook wat Zevenbergen naar Lesbos bracht. Als dochter van zendelingen in Zuid-Afrika heeft ze altijd al het gevoel gehad voor iets groters te willen leven dan alleen haarzelf. Mensen helpen, dat heeft ze altijd gewild, maar wie?

Na haar eerste reis naar Lesbos kreeg ze een antwoord op die vraag. Vluchtelingen was de doelgroep voor wie zij wat wou betekenen. De student gezondheidsrecht gooide haar studie om naar vreemdelingenrecht en ging als juridisch ondersteuner aan de slag bij Defense For Children. De overgang van Lesbos terug naar Nederland verliep bij tijd en wijle moeizaam. ‘Als ik met een werkgroep in een studielokaal zat was mijn eerste gedachte: wow hier zou je zeven families kunnen huisvesten, ook treinreizen vond ik een enorme luxe. Het was een soort omgekeerde cultuurshock.’

Deze omgekeerde cultuurshock ervaren meer vrijwilligers. ‘Ik zit hier op een eiland, letterlijk’ zegt De Boer. Het is symbolisch voor de afstand die ze voelt tot Nederland. Een jaar geleden was De Boer nog actief lid binnen een studentenvereniging. Borrels tot diep in de nacht, met enige regelmaat een goed feestje en dan klagen als je weer om 09:00 in de collegebanken moest zitten. Het lijkt nu allemaal verleden tijd: ‘Soms denk ik wel: Hoe kan ik hier nog helemaal naar teruggaan, het voelt als een andere wereld. Gewoon op de borrelvloer dom kletsen is wel een fase die gewoon klaar is’.

Toch blijft het niet zo en went het leven in Nederland wel weer, vertelt Zevenbergen. Warm douchen is geen overbodige luxe meer en ook de trein is gewoon weer een noodzakelijk kwaad om van A naar B te komen. De cultuurshock is bij haar langzaam verdwenen, maar de wil om wat voor vluchtelingen te betekenen niet. Na haar studie heeft ze een baan gevonden waarin ze de overheid adviseert over de opvang en huisvesting van vluchtelingen.

Waar ze in Lesbos de eerste stap in het asielproces meemaakte, is ze nu betrokken bij de laatste. Je hoeft namelijk niet naar Lesbos om vluchtelingen te helpen volgens Zevenbergen: ‘Juist hier hebben we mensen nodig die vluchtelingen menswaardig en eerlijk behandelen en die de mens achter de casus zien.’

Toch sluit ze niet uit dat ze voor een derde keer naar Lesbos gaat: ‘Soms liep ik door het kamp en dacht ik wie helpt nou eigenlijk wie? De mensen daar hebben me de waarde van het leven in laten zien. Het gaat daar om de basisbehoeftes als een goede tent, voldoende eten en het weerzien van familie.’ Bij thuiskomst in Nederland bracht Zevenbergen die lessen meteen in praktijk. ‘Ik realiseerde me dat familie het allerbelangrijkst voor me is en ik heb ze wel allemaal om mee heen.’ Het eerste dat Zevenbergen heeft gedaan in Nederland is een auto kopen, zodat ze altijd naar haar familie in het afgelegen Zeeland kan.

Geef een reactie