Ex-lid ‘artikel 31’ Paulus Wierenga: ‘Ik kom nog heel vaak in kerken, alleen zoek ik daar nu iets anders. Ik zoek daar de stilte’

Paulus Wierenga verliet als achttienjarige de gereformeerde groepering ‘artikel 31’ en streeft nu naar onvoorwaardelijke liefde in zijn leven.

Bente Strijbosch

Boven de glazen tafel in de woonkamer hangt een ronde langwerpige lamp, omhuld met slierten ongesponnen katoen die samen een wolk vormen. Een kunstig voorwerp in een verder leegstaande ruimte. Paulus Wierenga is net verhuisd. Het appartement kijkt uit op de A-kerk in Groningen, die trots op haar plek staat. Op de vraag of hij dat niet ironisch vindt, antwoordt hij: ‘Ik kom nog heel vaak in kerken, alleen zoek ik daar nu iets anders. Ik zoek daar de stilte.’

Wanneer begon de twijfel in het geloof voor jou?

‘Op mijn zevende of achtste. Het moment dat je je als kind van je identiteit bewust wordt. Toen dacht ik: ik ben anders. Ik paste niet in mijn gezin. Ik moest naar een vrijgemaakte school (school van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, red.), daar voelde ik me absoluut niet thuis. Ik las een keer een boek over het ontstaan van de wereld, met dinosauriërs en dat soort dingen. Toen werd ik aan mijn oor de klas uitgetrokken: wat voor schandalige ideeën had ik wel niet?’

Wie tegen de organisatie in gaat, wordt zonder pardon uitgesloten. In de serie Van God Los op Videoland, die vanaf 13 maart te zien is, delen ex-Jehovah’s Getuigen hun verhaal over de gemeenschap en de impact die het op hun leven heeft gehad. Maar het uitsluitingsbeleid komt niet alleen in die kring voor. 

De familie Wierenga, die zich in 1941 aansluit bij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV), in de volksmond ‘artikel 31’ genoemd, maakt generaties later een hartverscheurende breuk mee. Paulus Wierenga is de jongste van vijf kinderen. Zijn oudste broer wordt uitgesloten als Wierenga tien jaar is. 

Wierenga’s ouders sturen een brief naar alle familieleden over het gedrag van zijn broer. Hij weigert naar kerkdiensten te komen en besluit, tot afschuw van zijn ouders, al voor het huwelijk te gaan samenwonen. Hij is bij geen enkel familielid meer welkom, behalve bij één oom en tante. ‘Hij werd volstrekt verstoten. Ik kan er nu nog verdrietig van worden als ik het zeg. Het is echt ranzig’, vertelt Wierenga met tranen in zijn ogen. 

Je broer ging uit huis en jij woonde daar nog. En toen?

‘Dat was zwaar. Ik heb me heel eenzaam gevoeld. Op mijn achttiende ben ik ook uit de kerk gestapt. Ik weet nog dat ik de kerk uitliep, mijn ouders liepen achter mij aan, en dat er tegen hen werd gezegd: wat erg is dat hè, als er iemand verloren gaat. Dat hoorde ik overal. Pas na dertig jaar heb ik daar weer met mijn ouders over gesproken.’

Maar je hebt wel contact gehouden met je ouders?

‘Ik heb mijn ouders de keuze gegeven: ik wil graag contact met jullie houden, op de voorwaarde dat jullie mij accepteren zoals ik ben. Ik kan zonder jullie leven, maar jullie niet zonder mij. In de tijd dat ik de kerk verliet, is een van mijn gelovige broers overleden. Mijn uitgesloten broer zagen ze niet meer. Willen jullie nog een zoon kwijtraken? Ben ik de derde?’ 

Wierenga blijft in contact met zijn ouders, maar zijn oudste broer spreekt de familie ruim vijfentwintig jaar niet. Totdat Wierenga in etappes van de Waddenzee naar Santiago de Compostella wandelt. Eerst sluit één broer zich aan. Dan zijn zus. En dan zijn oudste broer. ‘Dat was de eerste keer dat we elkaar weer zouden zien’, vertelt hij emotioneel. ‘Mijn broer is ontzettend tegen ze uitgevallen. Daarna hebben we geknuffeld en gezegd dat we vanaf nu vooruitgaan.’ 

Het lijkt me moeilijk dat jij bent afgestapt van iets waar zij nog sterk in geloven. 

‘Klopt, daar snappen ze helemaal niks van, en ik ook niet van hen. Als we aan tafel zitten moeten er allemaal ritueeltjes gebeuren, daar kijken mijn broer en ik met grote verbazing naar. Het lastige van het geloof vind ik dat er geen tolerantie is. Er is een hogere waarheid waar we niet aan kunnen twijfelen. Ik hou rekening met jullie, maar jullie kunnen ook rekening houden met mij. Dat gebeurt niet.’

Jij bent dus altijd degene die zich moet aanpassen. 

‘Ja, maar aan de andere kant ben ik degene die de stap naar hen toe maakt. Ik kan er ook voor kiezen om die stap niet te maken. Dus als ik dat wel doe, dan vind ik ook dat dat vrijblijvend moet zijn. Voor mij gaat het om de liefde, maar vooral de onvoorwaardelijke liefde. Dat heb ik heel erg gemist bij mijn ouders.’

Hoe kijk jij nu naar het geloof?

‘Voor mij is het woord geloof onderhand besmet geraakt. Maar als ik er een geloof aan over heb gehouden, dan is het dat ik de liefde wil leven. Ik raak snel ontroerd, zoals je onderhand weet. Kunst, muziek en ruimtes raken mij heel diep. In 2004 heb ik voor het eerst een klooster bezocht waar ze Gregoriaanse liederen zingen. Daar voel ik heel veel, en als ik ergens kippenvel van krijg, dan wil ik daar ook meer van. Sindsdien kom ik vier of vijf keer per jaar in een klooster om een week stil te zijn. Ik zoek daar niet een man op een wolk, maar ik ben op zoek naar wat er leeft in mijn kern.’

Geef een reactie