Zwijgen na homofoob geweld: meldingsbereidheid is een probleem

Door: Ilse Eshuis en Nena Veenstra


In 2018 bracht het Sociaal en Cultureel Planbureau verslag uit van de opvattingen over seksuele diversiteit in Nederland. Op veel vlakken scoort Nederland goed op het gebied van homo-acceptatie: “slechts drie procent van de bevolking is het oneens met de stelling dat homoseksuele mannen en lesbische vrouwen hun leven moeten kunnen leiden zoals zij willen.” Maar er valt nog steeds veel te winnen. Een vijfde van de bevolking vindt seks tussen twee mannen walgelijk, heeft er moeite mee als twee mannen hand in hand lopen, of vindt het aanstootgevend als twee vrouwen met elkaar zoenen op straat. Bijna een derde vindt het aanstootgevend als het twee mannen betreft.

LHBTI+’ers, oftewel lesbiënnes, homo’s, biseksuelen, transgenders, intersekse personen en andere mensen die op basis van gender of seksuele voorkeur afwijken van de norm, lopen een vergroot risico op discriminatie. Sterker nog: ze lopen een groter risico om slachtoffer te worden van geweld. Volgens het CBS wordt 21,3% van de homoseksuele mannen slachtoffer van geweld of beroving, tegenover 13,7% van de gehele bevolking. Bij lesbiennes en biseksuele mannen en vrouwen is dat verschil iets minder groot, maar zij lopen toch een bovengemiddeld risico.

Het beeld dat wij hebben van geweld tegen LHBTI+’ers wordt gedomineerd door informatie uit Amsterdam; bijna zestig procent van de meldingen komen uit de hoofdstad. In de rest van het land is er een groot gebrek aan data, want er wordt lang niet altijd aangifte gedaan als er iets gebeurt. In Groningen zit er dan ook een groot verschil tussen de cijfers die zijn verzameld door het COC – de organisatie die zich sterk maakt voor de emancipatie van LHBTI+’ers – en de cijfers van de politie.

Anti-LHBTI+ geweld in Nederland…

Een onderzoek uit 2020 van de EU Fundamental Rights Agency wijst uit dat een tiende van de Nederlandse lesbiennes, homo’s en biseksuelen fysiek aangevallen is in de vijf jaar voor dat onderzoek. Wanneer je naar transgenders kijkt, wordt het aantal een nog stuk hoger: zij werden zeven keer zo vaak mishandeld of daarmee bedreigd dan de gemiddelde Nederlander. 

Geweld op grond van seksuele geaardheid of geslacht wordt meestal niet gemeld bij de politie, schrijft Movisie in een handreiking over LHBTI-emancipatie. Driekwart van de transgender personen die te maken krijgen met geweld, melden dit niet bij de politie. De belangrijkste reden daarvoor is dat ze geloven dat er toch niets aan gedaan zou (kunnen) worden. Bij homoseksuele mannen is dat volgens een verslag van de politie “omdat men twijfelt aan de interesse, competentie en/of deskundigheid van de politie; of dat men bagatelliseert wat er is gebeurd of niet bekend wil staan als homoseksueel.”

Een woordvoerder van de landelijke korpsstaf geeft wel aan dat er de laatste jaren sprake is van een verlegging van de focus bij de politie. Waar het vroeger bij dergelijke aangiftes vooral belangrijk was of de politie er een strafzaak van kon maken, geeft zij nu aan dat “een slachtoffer zich eerst gezien en gehoord moeten voelen”, door  het verhaal te horen en melding of aangifte te doen. Pas daarna wordt naar een eventuele strafzaak gekeken. Er zou nu meer plaats zijn voor de omgang met een slachtoffer dat zich komt melden.

…en in Groningen

In de gemeente Groningen hebben in 2021 vijf transgenders en zeven homo’s, lesbiennes en biseksuelen melding gedaan van discriminatie, meldt Niek Peters, directeur van Discriminatiemeldpunt Groningen. Daarvan gaat het in totaal in zes van de twaalf gevallen om geweld. Geen van de transgenders heeft in 2020 melding gedaan bij de politie, maar er waren wel 47 meldingen op grond van seksuele geaardheid. Of die gevallen te maken hadden met geweld is niet duidelijk.

Volgens een enquête van COC Groningen & Drenthe in 2016 zijn zeventien mensen geduwd of aangeraakt vanwege hun geaardheid en zijn vier mensen geschopt of geslagen. In de enquête wordt specifiek de omgeving van voormalige LHBTI+-bar De Kast midden in het uitgaansgebied genoemd als een plek waar incidenten vaak plaatsvinden. Bijna alle incidenten vonden plaats in de openbare ruimte. Geen van deze respondenten heeft een melding gedaan bij de politie.

Het lastige aan deze meldingen is dat het niet altijd duidelijk is dat het om een incident gaat die betrekking heeft op iemands geaardheid, omdat de politie niet mag vragen of iemand zichzelf tot de LHBTI-gemeenschap rekent. Hierdoor zullen het wellicht nog meer meldingen zijn dan deze  cijfers laten zien.

Groningse LHBTI+-horeca

Dat hoeft echter niet zo te zijn, want eigenaren en medewerkers van homokroegen in Groningen hebben nog nooit iets zien gebeuren in hun kroeg. Zo is Pieter Dokter, werkzaam bij Tram 13, nog nooit getuige geweest van een voorval, en zegt Jantina Darwinkel (63), eigenaresse van homocafé en -cafetaria ‘Ons Moeke’ wel verhalen te hebben gehoord over LHBTI+’ers die te maken krijgen met geweld, “maar niet dat ik er bij ben.” Ze noemt een incident op de Oosterstraat uit 2016, toen twee vrouwen in elkaar werden geslagen na het uitgaan, en een incident op de Spoorbrug.

Jantina Darwinkel over Ons Moeke en discriminatie

Hoewel Darwinkel in haar kroeg geen geweld heeft zien plaatsvinden, is verbale discriminatie haar niet onbekend. “Als ze hier voor de deur langsfietsen en we zitten met een partij jongens voor de deur dan wordt er wel eens geroepen zo van ‘daar heb je weer zo’n vieze homotent’.” In zo’n geval roept ze terug, maar als het in de kroeg gebeurt “dan heb ik de power om ze eruit te zetten.” In het verleden kwamen er wel eens mensen naar Ons Moeke uit nieuwsgierigheid naar de gaybar, die zich daar negatief begonnen uit te laten over homo’s. “Dan verzoek ik ze vriendelijk om eruit te gaan.” De laatste tijd is dat niet meer nodig.

De gay- en LHBTI+-bars in Groningen

Albert van den Oever, eigenaar van LHBTI+-bar House of Scandal zegt dat hij nog nooit een incident in zijn bar heeft gehad. Dat komt volgens hem omdat hij “niet accepteert dat hier dingen gebeuren die niet kunnen.” Hij vindt dat in zijn bar iedereen in zijn waarde gelaten moet worden en zichzelf moet kunnen zijn: “we zijn niet voor niets een house en een huis is niet voor niets letterlijk een safeplace. Als je je thuis niet veilig voelt, dan is er iets goed mis.”

Wel zegt hij dat er vast gasten zullen zijn die te maken hebben gehad met discriminatie: “Natuurlijk is er discriminatie. Negen van de tien mensen hebben discriminatie meegemaakt, in hun omgeving of zelf.”

Gebrek aan Groningse meldingsbereidheid

De hoeveelheid discriminatie die Albert noemt, komt niet in de buurt van de meldingen die jaarlijks worden gedaan bij het Discriminatiemeldpunt of bij de politie. De meldingsbereidheid in Groningen is relatief laag vergeleken met andere grote steden in Nederland, meldt het COC. Waarom dat is? Volgens Darwinkel wordt er te weinig tijd voor de slachtoffers gemaakt: “Als je in elkaar geslagen bent en je gaat de politie bellen dan moet je twee of drie dagen later eens komen om aangifte te doen, want er zijn geen mensen voor.”

Volgens Van den Oever is het niet slim om niet naar de politie te stappen, maar hij snapt wel dat sommigen niet durven: “Er zit onzekerheid achter. De slachtoffers denken wel eens dat het hun schuld is dat het gebeurd is en durven uit schaamte niet naar de politie te stappen.” Ook zouden slachtoffers bang zijn voor represailles. “Als er aangifte gedaan wordt, is het voor de mogelijke dader makkelijk te achterhalen wie de aangifte zou kunnen hebben gedaan. En via de weinige gaybars hier in de stad is het slachtoffer zo op te sporen.”

Albert van den Oever over zijn House of Scandal en LHBTI+-discriminatie

De eerdergenoemde woordvoerder van de landelijke korpsstaf noemt nog een andere reden: “Niet iedereen die zoiets overkomt, is voor zijn of haar identiteit uitgekomen. Met zo’n aangifte moet het slachtoffer soms een stap zetten waar diegene nog niet aan toe is.”

“Ik deed de aangifte niet eens per se voor mezelf, maar meer voor veiligheid in de stad.”

Een slachtoffer (24) van geweld op grond van zijn seksuele geaardheid, die anoniem wil blijven om negatieve gevolgen voor zijn werk te voorkomen, heeft wél aangifte gedaan. Een groepje jongens reed met scooters op hem en zijn toenmalige partner in en schopten en sloegen hen. “Voor mij was het heel simpel, want ik dacht: het is belangrijk dat mensen weten dat het gebeurt, zodat het minder vaak gebeurt, een soort sociale controle. Ik dacht ik moet dit doen. Niet eens per se voor mezelf, ik hoefde er niks uit te halen, maar meer voor veiligheid in de stad.”

Toch ziet hij ook wel in dat niet iedereen aangifte doet. “Ik denk dat mensen vaak niet durven.” Zijn ex, die tijdens het incident bij hem was, heeft zelf ook geen aangifte gedaan, omdat hij bang was voor consequenties op zijn werk. Het is ook best een gevoelige zaak, zegt hij, “want je wordt aangevallen vanwege je eigen identiteit. Ik heb ook wel eens gehoord dat mensen denken ‘wat helpt het nou’, dus ik denk dat mensen niet doorhebben dat aangifte doen heel belangrijk is.” Daarom is het volgens hem belangrijk dat mensen worden geïnformeerd hierover en dat het probleem bespreekbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld door initiatieven zoals Discriminatie Meldpunt Groningen en Paarse Vrijdag.

En als je dan aangifte gaat doen, is het heel belangrijk om je veilig te voelen bij de agent in kwestie, zegt hij, omdat je een traumatische ervaring van A tot Z gaat herbeleven. “Ik had gelukkig een lieve behulpzame agent.”

Roze in Blauw

Die lieve en behulpzame agenten komen steeds vaker vanuit Roze in Blauw (RiB). Het probleem van de lage meldingsbereidheid is ook bekend bij de politie en sinds 2014 kreeg elke politie-eenheid in Nederland een contactpersoon vanuit Roze in Blauw om hier wat aan te doen. Het RiB is een landelijk netwerk van LHBTI+-agenten, die als neventaak ervoor willen zorgen dat het voor slachtoffers van discriminatie op basis van hun geaardheid makkelijker is om aangifte te doen. Hun eerste doelstelling is dan ook om “de meldings- en aangiftebereidheid te verhogen van mensen uit de lesbische, homo-, biseksuele en transgendergemeenschap, en het verlagen van de drempel om dat te doen.” In Amsterdam lijkt dat goed te werken, want het aantal meldingen is daar beduidend hoger dan in de rest van het land; dat is voor een deel te wijten aan een hoger aantal incidenten, maar kan ook te danken zijn aan de actieve houding van Roze in Blauw in Amsterdam. In Groningen is Roze in Blauw dus ook actief, maar het is daar niet zo groot als in de hoofdstad.

Vaak zijn de agenten van Roze in Blauw op het oog niet te onderscheiden van andere agenten, maar wanneer er melding wordt gedaan van een incident dat te maken heeft met de geaardheid, zijn zij degenen die erop afgaan. Op basis van hun eigen ervaring zijn zij vaak beter in staat dan andere, heteroseksuele agenten om contact op te nemen met het slachtoffer. Door het gesprek aan te gaan hoopt RiB dat het slachtoffer zich dusdanig gezien en gehoord voelt dat diegene wel wil praten over het incident en zelfs alsnog aangifte wil gaan doen. Om de juiste hulp te krijgen, de dader op te sporen en een beter beeld te krijgen van geweld tegen LHBTI+’ers. 


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s