Beperkt worden vervelender dan beperkt zijn

Uit een steekproef onder 40 horecagelegenheden in de stad Groningen blijkt dat een groot deel niet rolstoeltoegankelijk is. Vooral drempels en trappen bij de ingang, de afwezigheid van invalidentoiletten en verhogingen of afstapjes binnen panden zijn daarvan de oorzaak.
Door: Brenda van der Laan & Lars Faber
Het is de tweede horecagelegenheid in Stad die Orjon die ochtend niet binnenkomt. Hij steekt nog een sigaret op en kijkt naar de voorgevel van het oude pand aan de Vismarkt. Eerst een grijze drempel, knullig ding voor de meesten, dan een oude, houten draaideur. Hij kijkt naar zijn rolstoel en lacht: “Eigenlijk is het om te janken, maar dat maakt niet uit.” Dat laatste meent hij niet. Volgens Orjon komen veel rolstoelgebruikers niet genoeg voor zichzelf op. “Dat moet je eigenlijk continu doen als je in een rolstoel zit. Je moet de hele tijd zeggen ‘hey, ik ben hier ook nog’.” Maar veel rolstoelgebruikers blijven thuis volgens hem, “terwijl ik denk: jonge, gast, ga d’r uit joh, is veel leuker.”
Orjon (27) volgde twee verschillende studies aan de Hanzehogeschool in Groningen en zit vanwege spinale spieratrofie type 2/3 al van jongs af aan in een rolstoel. Hij wil geen medelijden, maar wel een keer gehoord worden. Zelfs met zijn ‘grote mond’ gebeurt dat volgens hem niet genoeg.
In 2006 werd door de Verenigde Naties een mensenrechtenverdrag aangenomen om de rechten van mensen met een beperking te waarborgen, beschermen en bevorderen: het VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap (ook wel VN-verdrag Handicap genoemd). Nederland heeft ongeveer 2.5 miljoen mensen met een beperking, het precieze aandeel rolstoelgebruikers is niet bekend. Het grondbeginsel van het verdrag is dat deze groep – waaronder slechtzienden, dove mensen en rolstoelgebruikers – net zo’n leven moeten kunnen leiden als mensen zonder beperking: ze moeten naar school en werk kunnen, kunnen sporten, en in hun vrije tijd kunnen doen wat ze willen.
Nederland heeft tien jaar gedaan over het ratificeren van het VN-verdrag Handicap. Otwin van Dijk speelde destijds, als Tweede Kamerlid van de PvdA, een belangrijke rol bij het ondertekenen van dat verdrag door Nederland. Normaal gesproken duurt het ratificeren van een verdrag ongeveer een jaar. Dat het ‘tergend traag’ ging, kwam volgens Van Dijk omdat in de Eerste en Tweede Kamer lang werd gepraat over bijkomende kosten, zoals voor het verbouwen van gebouwen. Sinds 2016 ligt de uitvoering van het VN-verdrag in Nederland bij verschillende partijen: bij de overheid, de gemeenten, de samenleving – horecaondernemers bijvoorbeeld – en bij de mensen met een beperking. “Dat betekent dat je in Groningen naar de kroeg zou moeten kunnen, dat die kroegen toegankelijk zouden moeten zijn,” vertelt Van Dijk.



Steekproef
Om te onderzoeken hoe rolstoeltoegankelijk de Groningse horeca is, namen we de proef op de som en voerden we een steekproef uit. Groningen telt ongeveer 500 horecagelegenheden, we gingen twee keer op pad met twee rolstoelgebruikers, Orjon (27) en Wesley (27), en bezochten daarvan in totaal 40. Wesley studeert Rechten aan de Hanzehogeschool en zit, net als Orjon, al van jongs af aan in een rolstoel, hij vanwege de spierziekte Duchenne. We letten tijdens de toetsing op verschillende criteria voor rolstoeltoegankelijkheid aangereikt door Nederlands Keurmerk voor Toegankelijkheid, zoals de drempelhoogte, de aanwezigheid van een invalidentoilet, eventuele opstapjes of trapjes, de hoogte van de tafels, de manoeuvreerruimte en de aanwezigheid van een mobiel pinautomaat.
Virtueel de steekproef volgen? Dat kan hier.
Uit de steekproef blijkt dat er drie belangrijke kernproblemen zijn die de rolstoeltoegankelijkheid beperken: drempels (of trappen) bij de ingang, geen beschikbaar invalidentoilet en opstapjes of trapjes binnenin het pand.

De manoeuvreerbaarheid was vrijwel overal voldoende, 38 van de 40 panden had voldoende ruimte (95%). Verscheidene horecaondernemers gaven aan dat dit te maken had met de anderhalvemetersamenleving. Mobiele pinautomaten zijn praktisch ook in alle (39) gelegenheden te vinden (97.5%), maar waren niet specifiek aangeschaft voor het bevorderen van de toegankelijkheid. De tafelhoogte was met 87.5 % (35 van de 40) overtuigend goed.
Met de sociale toegankelijkheid, de manier waarop de horeca mensen met een beperking gastvrij ontvangt, gaat het beter dan met de fysieke toegankelijkheid in Groningen. Orjon en Wesley kregen meerdere keren te horen dat er wel een oplossing te verzinnen was om toch binnen te komen.
Orjon maakt een U-bocht en haalt zijn schouders op: geen echte verrassing. Opnieuw twee flinke trappen om binnen te komen. De serveerster keek wat schuchter om zich heen, stelde toen voor aan haar collega om twee banken achter elkaar te leggen en zo een oprijplaat te improviseren. De eigenaar kwam erbij staan en zei dat de rolstoel ook wel naar binnen getild kon worden. Orjon waardeert die sociale toegankelijkheid, ‘maar je koopt er niets voor, ze komen heel vaak met oplossingen waarvan ik denk ‘bedankt, het is leuk dat je dat zegt maar je weet zelf ook wel dat het eigenlijk niet mogelijk is’.”
Uitvoering VN-verdrag Handicap
Een van de verplichtingen die Nederland heeft op basis van het VN-verdrag is dat gemeenten een lokale Inclusie Agenda moeten maken. Van Dijk is niet alleen voorzitter van NLKT, maar sinds 2018 ook ambassadeur van het VNG-project VN-Verdrag Handicap, wat betekent dat hij gemeenten aanspoort en helpt bij het uitvoeren van hun beleid voor een inclusievere samenleving. Met een Inclusie Agenda kan elke gemeente een eigen beleid opstellen en focuspunten aangeven omtrent toegankelijkheid. Ongeveer 60 procent van de Nederlandse gemeenten heeft inmiddels zo’n lokale Inclusie Agenda. Groningen schreef het Actieplan Toegankelijke Stad 2017-2021 en kwam recentelijk met Agenda Toegankelijk Groningen 2022-2025.
Inclusie Agenda Gemeente Groningen
Al in de Inclusie Agenda 2017-2021 gaf de Gemeente Groningen aan geen ‘wettelijke instrumenten’ te hebben om toegankelijkheid van horecagelegenheden af te kunnen dwingen. Ze zet daarom voornamelijk in op het informeren van ondernemers over toegankelijkheid en op bewustwording, ook bij de vergunningverlening aan ondernemers voor nieuwbouw en verbouwingen. Daarnaast stond in de Inclusie Agenda dat Groningen City Club (GCC) met een actie drempelhulpen zou aanbieden aan de eerste 100 ondernemers die zouden reageren op de actie. Volgens Mark Engberts, vicevoorzitter en secretaris van GCC, was er erg weinig animo voor die actie.
Een strengere wetgeving zou volgens Van Dijk helpen om grotere stappen te zetten en meer toegankelijkheid in de praktijk teweeg te brengen. Hij noemt de Nederlandse wetgeving ‘belabberd’: “Nederland heeft het slechtste Bouwbesluit van heel West-Europa, daar schaam je je eigenlijk de ogen voor uit de kop. Daar staat bijna niets in als het gaat om toegankelijkheid van gebouwen.” Ook in het VN-verdrag staan geen harde eisen, met het bekrachtigen van het verdrag laat je als land vooral zien dat je stappen wil zetten en bereid bent om te werken aan een inclusievere samenleving.
Geen woorden, maar daden
Die stappen zijn te klein als het aan Wesley ligt. Hij merkt dat mensen steeds vaker zeggen dat het probleem ligt bij het bewustzijn. ‘Maar daar ben je na zes, zeven jaar wel een keer klaar mee, met dat argument.’ Met vingers wijzen is lastig vindt hij, “want de overheid en gemeente willen ook dat mensen in een rolstoel mee kunnen doen. Ze doen hun best, denk ik. En de ondernemers ook.” Maar er staat volgens hem weinig concreets in de Inclusie Agenda van de gemeente. “Dat blijft een beetje het probleem. De woorden die zijn mooi, maar de daden niet.”
Dat probleem lijkt Nederland breed te zijn, vertelt Van Dijk. “We hebben best wel een mentale sprong gemaakt, dat is mooi, maar ik snap heel goed dat die 2,5 miljoen mensen met een beperking zeggen ‘ja maar ik wil toch wel merken dat als ik in Groningen woon, ik ook een restaurant in kan met mijn familie om daar te eten.” Er moet in de uitvoering zeker nog wat gebeuren, vindt hij.
Gemiste kans voor Groningen
Orjon mijdt eigenlijk alle horecagelegenheden in Groningen omdat het gros niet rolstoeltoegankelijk is. “Ik ben altijd groot liefhebber geweest van Groningen. De stad ligt het niet aan, het ligt echt aan de voorzieningen.” Hij gaat daarom liever naar Drachten of Leeuwarden, die steden zijn volgens hem toegankelijker. In het verleden vierde hij wel eens Koningsdag in Groningen. Wanneer hij na een paar biertjes naar de wc moest, moest hij naar de V&D die toentertijd gevestigd was aan de Grote Markt. “Ja, ik plas ook. Ik kan er niet in een keer een knoop in leggen. Maar, de V&D, dat is te zot voor woorden dat ik een winkel in moet met m’n dronken kop om te plassen.”
Anneke Diderik (70) vertelt over het gebrek aan invalidentoiletten in Stad.
De horecaondernemer
Veel van de horecaondernemers van de panden die getoetst zijn tijdens de steekproef, gaven aan nog nooit benaderd te zijn door de Gemeente Groningen over (mogelijkheden voor) het toegankelijker maken van hun zaak. Volgens Engberts (GCC) is de kans groot dat veel horecaondernemers informatie ontvangen en dat zonder te lezen aan de kant leggen. Dat zegt volgens hem niet zoveel over hoe en of de informatie verzonden wordt. “Je moet een hoop trekken en sleuren aan mensen om ze in beweging te krijgen.” Als ze iets gratis kunnen krijgen is er minder actie dan wanneer je ze juist in de portemonnee zou raken, denkt hij. “Als je hetzelfde mailtje stuurt dat alle ondernemers een nota krijgen van 1000 euro, dan weet je zeker dat de hele tent hier vol staat de volgende dag.”
Daarnaast hebben horecaondernemers vaak de taak om zich aan wetten en regels te houden, bijvoorbeeld wat betreft hygiëne en veiligheid. “Dus je bent de hele dag bezig met wat moet en dan komt er ook een brief van de gemeente of de GCC van ‘koop een drempelhulp, want dan ben je rolstoeltoegankelijk’. Dan denkt een ondernemer ook: ‘Pfoe ook dat nog.’”
Dat geldt niet voor elke horecaondernemer. Erik Schade is eigenaar van Land van Kokanje, een restaurant gevestigd in een monumentaal Jugendstilpand (ca. 1903) aan de Oude Ebbingestraat. Schade wil zijn restaurant graag rolstoeltoegankelijk maken, maar zijn plannen lopen telkens vast. Eind vorig jaar sprak hij zijn wens uit naar de gemeente, maar voelde toen meteen dat het een lastige kwestie zou worden omdat het gaat om een monumentaal pand en de aanpassingen meters van de openbare ruimte kosten. De regels zijn zo “rigide”, vertelt hij, dat het voor hem op dit moment onmogelijk is om rolstoeltoegankelijk te kunnen zijn. Bovendien is Schade weliswaar eigenaar van de zaak, maar niet van het pand. Het contact met de pandeigenaar is “dramatisch” en zelfs de kleinste aanpassingen krijgt hij niet gedaan omdat hij geen akkoord van de pandeigenaar krijgt. “Laat staan het rolstoeltoegankelijk maken. Ik ga er ook vanuit dat ik alles zelf zou moeten betalen.”
Volgens Van Dijk zou ook hier nieuwe wetgeving kunnen helpen. Zo zou een pandeigenaar in de toekomst bijvoorbeeld aangesproken kunnen worden op de ontoegankelijkheid van het gebouw en zou er wellicht een boete kunnen komen te staan op het niet toegankelijk zijn, terwijl je dat wel zou kunnen zijn. “Ja, dan gaat die pandeigenaar wel denken ‘oei dan moet ik toch wel aan de slag’.”
Hij begrijpt dat het makkelijker is om nieuwbouw toegankelijk te maken en dat het lastig kan zijn om aanpassingen te maken aan historische panden. Daarom werkt NLKT met verschillende niveaus van toegankelijkheid. Bij nieuwbouw mag verwacht worden dat er toegankelijkheid van het hoogste niveau is (Platina), en bij Brons en Zilver wordt geprobeerd wat er al is, qua bestaande bouw, zo goed mogelijk toegankelijk te maken waarbij bijvoorbeeld binnenkomen en binnen kunnen verplaatsen de uitgangspunten zijn. Zo hoopt NLKT dat bijvoorbeeld horecaondernemers met een zaak gevestigd in een historisch pand, toch kleine aanpassingen kunnen plegen om toegankelijker te worden en een Brons keurmerk zullen krijgen.
Beperkt worden vs. beperkt zijn
Beperkt worden is vervelender dan beperkt zijn, vindt Wesley. “Ik denk dat die beperking helemaal niet zo erg is, wat veel mensen wel denken. Daar is mee te leven.” Het zijn de beperkingen die hem worden opgelegd die zijn leven met een beperking lastig maken. “Als je met je vrienden of je studiegenoten een avondje wil stappen en iedereen zegt tegen jou ‘als jij nou gewoon zegt waar jij naar binnen kan’ dan zijn dat ongeveer drie plekken, terwijl er tien, vijftien, twintig zijn waar je vrienden eigenlijk liever heen hadden gewild. En dat is denk ik de pijn.” Maar volgens Wesley moet het geen zielig verhaal worden. “Je moet wel strijdbaar blijven, serieus blijven en ook in gesprek blijven.”