Hoogwater in Zuid-Limburg: een reconstructie

Een ondergelopen straat in Valkenburg in juli 2021 – foto: Wikimedia Commons

Gaily Reiling en Warner van der Louw

Peter Damoiseaux (61) uit het Zuid-Limburgse Bunde mag op donderdag 15 juli eindelijk zijn krukken wegleggen. Begin juni brak hij zijn been tijdens een motorongeluk en nu mag hij weer rustig opbouwen. ‘Je voelt zelf wel wanneer het teveel is’, zei de arts. Bij terugkomst in het dorp is er van rustig aan doen echter weinig sprake. Het water kwam toen al via de muren Peters huis binnen. “Je eigen huis is je heiligdom, dat is je veilige plek en in één keer is het dat niet meer.”

Het Bunde van Peter ligt in het zuiden van Limburg, in de gemeente Meerssen, een regio die midden juli vorig jaar hard wordt getroffen door watersnood. Dit verliep als volgt: In Zuid-Limburg, maar ook in de Belgische provincie Luik en in de Duitse deelstaten Rijnland-Palts en Noordrijn-Westfalen, valt in de week van 12 juli ongekend veel regen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door een lagedrukgebied dat lange tijd blijft hangen boven West-Europa. Het gevolg was een historisch hoge waterstand in de Maas en overstromingen van kleinere waterwegen als de Geul en de Gulp. Het toeristenplaatsje Valkenburg aan de Geul kreeg het zwaar te verduren, met ondergelopen straten, stroomstoringen, evacuaties en ramptoerisme. In Maastricht moest het ziekenhuis zandzakken bij de ingang leggen om het water buiten de deur te houden en in de gemeente Meerssen ging het luchtalarm af vanwege een vermeende dijkdoorbraak. Maar voor heel Zuid-Limburg was het een periode die voor altijd herinnerd zal blijven worden. 

Niet alleen zullen bewoners deze ramp herinneren, de hulpverleners ook. Van alle kanten in het land kwamen hulpverleners, zoals brandweer, defensie en de Nationale Reddingsvloot de getroffen gebieden in Limburg ondersteunen. De hulpverleners ondersteunden met materiaal en mankracht. Ze hielpen bijvoorbeeld bij evacuaties, het aanleggen van noodbruggen en het vullen van zandzakken. Na een ramp van dergelijke omvang laten hulpverleningsorganisaties altijd een evaluatierapport opstellen. Op die manier kunnen zij leren van de inzet. In opdracht van het Waterschap Limburg, de veiligheidsregio Zuid-Limburg en de veiligheidsregio Limburg-Noord publiceerde het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement dan ook drie rapporten. Deze rapporten, ‘Een crisis van ongekende omvang’, ‘Voorbij het ergste scenario’ en ‘Rapportage leerevaluatie hoogwater Maas en Roer’, blikken allen terug op de hectische tijd in juli. De rapporten vormen samen met de gesprekken die wij voerden met getroffenen, (lokale) veiligheidsdeskundigen, de burgemeester van de gemeente Meerssen, en de berichtgeving van de calamiteitenzender L1 de basis van dit artikel.  

De wateroverlast in Limburg gaf vele problemen, er was sprake van een ramp. Hoe werken veiligheidsorganisaties eigenlijk tijdens een dergelijke ramp? Martin van Vianen, gepensioneerd docent aan de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan Avans Hogeschool Breda en voormalig commandant van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol, legt uit dat het belangrijk is dat er van tevoren scenario’s zijn bedacht en geoefend. Op die manier kunnen er geen verrassingen kunnen ontstaan. ‘Ik ben geen voorstander van draaiboeken, want in werkelijkheid loopt het altijd anders dan opgeschreven is in een draaiboek. Als het dan anders gaat dan je op papier hebt staan, mag je niet van de leg raken.’ Martin is naar eigen zeggen ‘groot voorstander’ van opschalen: “Omdat daar ook gewoon slimmere mensen aan de knoppen gaan zitten, met een grotere bredere blik, die wat abstracter kunnen denken en die meerdere facetten de revue laten passeren.”

Het opschalen van een ramp gebeurt op basis van de zogenoemde GRIP-structuur. De Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP), bestaat uit vijf niveaus, afhankelijk van de omvang van de ramp wordt er opgeschaald. De taken en verantwoordelijkheden kunnen per niveau worden gewijzigd. 

Bij een GRIP-1, bronbestrijding, is er sprake van een incident waar hulpverleners ter plekke dingen coördineren en afhandelen. Er wordt een Coördinatie Plaats Incident, een CoPI, ingericht waar de verschillende hulpverleners afspraken kunnen maken. 

Een GRIP-2, bronbestrijding- en effectgebied, wordt ingezet als het incident ook gevolgen heeft voor de omgeving, denk hierbij bijvoorbeeld aan grote rookwolken. Het CoPi wordt dan ondersteund door een (regionaal) operationeel team, het ROT. 

De gangbare GRIP-structuren en de teams die in elke stap bij elkaar komen

Bij GRIP-3, bedreiging van welzijn en bevolking, kan er maatschappelijke onrust optreden. De burgemeester wordt dan betrokken bij het incident en er wordt dan een gemeentelijk beleidsteam (GBT) gevormd, die adviseert over maatregelen en communicatie. 

Een GRIP-4, gemeenteoverschrijdend incident, wordt afgekondigd als de gemeentegrenzen worden overschreden. Dan wordt er een regionaal beleidsteam (RBT) gevormd, geleid door de de voorzitter van de veiligheidsregio. De burgemeesters van de andere gemeenten kunnen dan hun rol als ‘burgervader- of moeder’ op zich nemen. 

Tijdens de wateroverlast in Limburg is er direct opgeschaald van een GRIP-2 naar een GRIP-4. De burgemeesters konden hiermee hun rol als vertegenwoordiger van de gemeente op zich nemen. De burgemeester van Meerssen, Mirjam Clermonts-Aretz vat haar rol als volgt samen: ‘Je gaat naar buiten toe, je ziet dingen, je gaat praten, soms neem je dingen mee terug, of kun je mensen verder helpen. Je bezoekt de opvangcentra waar mensen zijn, je kijkt hoe het daar loopt.’

Overstromingen zijn helaas geen nieuw fenomeen in Limburg. Ook in de jaren negentig kreeg de provincie te maken met watersnood nadat de Maas twee keer buiten zijn oevers trad. Het was destijds de aanleiding voor het schrijven van uitgebreide plannen om dit soort rampen in de toekomst voor te zijn of beter in te kunnen grijpen. Met overstromingen van kleinere waterwegen was in deze plannen geen rekening gehouden. 

Iets meer dan een half jaar naar de ramp kan Petro Winkens, manager crisisbeheersing en rampenbestrijding van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, met een nuchtere blik op de ramp terugkijken: ‘Voor ons was dit een heel bijzonder incident.’ Vanuit zijn woning in Noord-Brabant legt hij uit waarom de veiligheidsregio niet of nauwelijks was voorbereid op zoveel wateroverlast van de kleinere waterwegen. ‘Wat je altijd doet bij crisisbeheersing, is het maken van een afweging van realistische scenario’s. Rivieren als de Geul en de Gulp hebben de afgelopen veertig à vijftig jaar geen bijdrage geleverd aan grootschalige overstromingen. Eventuele hoogwaterproblemen van de Geul en de Gulp waren dan ook niet opgenomen in het rampenbestrijdingsplan hoogwater Maas.’

De mate waarin een scenario realistisch is, verandert continu. ‘Voor 2001 dachten we ook niet dat het realistisch was om met een vliegtuig een toren in te vliegen en dat gebeurt dan wel,’ aldus Winkens. Aan plannen voor wateroverlast door de kleinere waterwegen wordt nu gewerkt, laat hij weten.

Over de afhandeling van de watersnood door de calamiteitendiensten zijn meerdere rapporten verschenen van het Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement (COT). Met behulp van deze rapporten en liveblogs van onder andere 1Limburg – dat tijdens een deel van de week diende als calamiteitenzender – heeft Tot de max een uitgebreide tijdlijn gemaakt van de gebeurtenissen tijdens en na de overstromingen. Bekijk de tijdlijn hier.

Op vrijdag 16 juli heeft het dorp Bunde een groot probleem. Bij het CoPI komt er een melding binnen van een mogelijke dijkdoorbraak van het Julianakanaal. Dit zou betekenen dat een groot deel van het dorp tussen de 1,80 en twee meter water zou kunnen komen te staan, vertelt Winkens. Een gedeelte van het dorp moest dan ook geëvacueerd worden. In eerste instantie werden bewoners gewaarschuwd via het luchtalarm. Dit zorgde voor verwarring, omdat bewoners eigenlijk juist hun huis moesten verlaten. Uiteindelijk werd een NL-Alert verstuurd met daarin de oproep om te evacueren.

Bewoonster Joasia Kowalik (50) vertelt dat niemand van tevoren had gedacht dat het hoogwater zoveel problemen zou kunnen geven. In totaal werd ze op drie momenten verzocht haar huis te verlaten, maar de evacuatie op vrijdag benoemt ze specifiek als ‘erg eng’. Ze vertelt dat ze de frietpan aan had gezet om frikandellen te bakken, toen het luchtalarm afging. Buiten ontstond er een behoorlijke chaos, vertelt ze: “Er waren nog maar twee in- en uitgangen in het dorp en mensen hebben lang vastgestaan om het dorp uit te kunnen. De inwoners moesten weg, terwijl de hulpverleners juist het dorp in moesten. Op een gegeven moment heb ik tegen mijn zoon gezegd ‘ga lopen met de honden, ga naar opa toe’. Hij zei: ‘Nee, want als de dijk doorbreekt verzuip jij hier alleen’. Ik zei: ‘nee, ga maar vast.’ Toen is hij dus met de hondjes alvast vooruit gelopen en ben ik erachter aan gekomen.”

Peter Damoiseaux zit voor zijn huis tijdens de wateroverlast van afgelopen juli – foto: privéarchief Peter Damoiseaux

Peter was zijn huis aan het schoonmaken van de eerdere wateroverlast toen de oproep tot evacuatie via NL-Alert kwam: “Dat was wel een vervelend moment. Je bent allemaal hard bezig en dan moet je iedereen wegsturen. Ik ben zelf toen met mijn vriendin tot het allerlaatste moment gebleven. Een rugzakje had ik ingepakt, ik had niet eens een schone onderbroek meegenomen bij wijze van spreken en je moet je huis uit, je moet weg. Dat was echt heel vreemd.”

Van een dijkdoorbraak bij het Julianakanaal is het uiteindelijk niet gekomen. Het af laten gaan van het luchtalarm uit angst hiervoor is één van de dingen die Winkens terugkijkend graag anders had gezien. Toch begrijpt hij wel hoe de leidinggevende van het CoPI tot het besluit is gekomen: “Je zit met z’n allen in zo’n ruimte en dan komt Rijkswaterstaat met het bericht ‘gat in de dijk’. Een gat in een dijk wordt door de stroming aldoor groter en uiteindelijk loopt dan dat kanaal leeg. In het Julianakanaal zit een paar miljoen kubieke meter water. Het leeglopen ervan duurt waarschijnlijk twintig minuten. Als dat gebeurt, komt dit gebied tussen de 1,80 en twee meter onder water te staan. Daar zit iemand die heeft gedacht ‘Oké, dus binnen nu en twintig minuten loop ik het risico op een scenario waarin dit gebied tot twee meter onderloopt en iedereen die daarin zit, verdrinkt.’ Dan ontstaat er, ondanks dat we al twee dagen aan het opschalen zijn, wel even een momentje dat je denkt ‘oké, hier moeten we iets mee.’’ 

Winkens zou het graag anders hebben gezien omdat een luchtalarm eigenlijk niet het juiste signaal is bij een overstroming. “Een luchtalarm betekent: ‘ga naar binnen en sluit ramen en deuren’. Bij een overstroming wil je liever hebben dat mensen gewoon weg zijn.”

Van Vianen onderschrijft het belang van het maken van keuzes: “Bij crisismanagement wordt er niet meer strategisch nagedacht, dan wordt er besloten. Op hele kordate wijze hopelijk, door eenhoofdige leiding, die zich laat informeren door de mensen die aan tafel zitten.” Hij benoemt dat het belangrijk is dat mensen leiderschap geven en accepteren. Daarbij noemt hij dat communicatie natuurlijk altijd een punt van enorme aandacht is. Afsluitend zegt hij dat het makkelijk is om van de zijkant commentaar te leveren, maar dat crisismanagement echt heel lastig is. “Het is gewoon razend moeilijk op het moment als dit soort dingen fout lopen en je spreekt over mogelijke doden, slachtoffers et cetera en je moet je hoofd koel houden. Dan moet je van goede huizen zijn.” Hij heeft dan ook heel veel respect voor hoe de situatie in Zuid-Limburg is afgehandeld.

De ramp in Limburg is inmiddels een half jaar geleden maar heeft een diepe impact gehad op de mensen in Zuid-Limburg. De burgemeester van de gemeente Meerssen, Clermonts-Aretz, zit achter haar computer in het gemeentehuis als we haar online spreken. ‘Als er voor intens vergrotende woorden zijn dan mag je ze van mij invullen.’ Ze hoopt vooral dat ze haar inwoners heeft kunnen steunen. ‘Alleen al door erbij te zijn met m’n laarzen in het water.’ Ze is dankbaar dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen in Nederland. Ze denkt dat de ‘intensiteit en de enorme hulp rondom de hulpverlening’ een ‘hele belangrijke wegingsfactor’ is geweest in het niet hebben van dodelijke slachtoffers. Ze benoemt dat de ramp ook een positieve kant heeft gekend: ‘Noaberschap heeft nog nooit zo’n mooie kant gekregen als in die tijd.’

Bij Peter thuis moet er nog een hoop gebeuren. Hij vertelt dat hij na ons gesprek nog contact heeft met de aannemer, die regelt ook alle andere partijen die het huis moeten helpen opknappen. Hij somt op: de tegelvloer is aan het scheuren en de tussenwanden moeten eruit. Het lastigste vindt hij de keuzes die hij opnieuw moet maken. ‘Ik heb hier tien jaar geleden een tegelvloer in laten leggen met vloerverwarming, ga je dat nu weer doen? Daar zit ik wel mee.’

Geef een reactie